Planvorming

De zelfstandige betekenis van uitwerkingsplannen in het planschaderecht

14 sep 2011

Huidige wetgeving en rechtspraak

Zowel uit artikel 6.1 Wro als uit relatief recente Afdelingsjurisprudentie (AbRS 27 april 2011, gemeente Breda, zaaknummer 201007502/1/H2) blijkt dat het daadwerkelijk uitwerken van een zogenaamd moederplan met uit te werken bestemmingen, zelfstandig kan leiden tot nadeel dat voor een planschadetegemoetkoming in aanmerking kan komen.


Onder de oude WRO kon alleen het moederplan een grondslag zijn voor een planschadevergoeding ex artikel 49 WRO, indien later binnen de uitwerkingsregels werd uitgewerkt (AbRS 1 juli 2009, gemeente Meppel, zaaknummer 200807723/1/H2). Het belangrijkste potentiële schademoment ligt onder de huidige Wro derhalve later in het planvormingsproces dan voorheen het geval was.

Ingevolge artikel 9.1.5. tweede lid, Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (IWro) is het nieuwe recht van toepassing ten aanzien van uitwerkingsplannen, waarvan het ontwerp een jaar ná het tijdstip van inwerkingtreding van de IWro (dus vanaf 1 juli 2009) ter inzage is gelegd.

Moederplan met bouwverbod

Om te voorkomen dat vanwege dezelfde bouwontwikkeling tot tweemaal toe tot planologisch nadeel wordt geconcludeerd, lijkt het naar de huidige stand van het recht het meest aannemelijk om in de situatie waarin nog alleen sprake is van een moederplan, met een bepaling dat er vóór uitwerking niet mag worden gebouwd, uit te gaan van een bouwverbod, en pas ná uitwerking de planologische mogelijkheden van het uitwerkingsplan volledig in te vullen.

Het voorgaande betekent dus dat men bij het daadwerkelijk uitwerken van het moederplan rekening dient te houden met nadeel dat op grond van artikel 6.1 Wro voor tegemoetkoming in aanmerking kan komen.

Noodzaak tot actualisatie

Voor veel bouwplannen hebben gemeenten en ontwikkelaars jaren geleden voorinschattingen/risicoanalyses laten opstellen waarvan de conclusies zijn verwerkt in diverse begrotingen. Doordat de vergelijkingssystematiek onder de oude WRO anders was, kan echter niet meer met zekerheid worden uitgegaan van eerder verrichte onderzoeken waarbij uit te werken bestemmingen onderdeel uitmaakten van de planologische vergelijking. Het begrote planschaderisico kan immers aanmerkelijk hoger of lager uitpakken.

Verstandig is in eerder gemaakte rapporten na te gaan of uit te werken bestemmingen een rol hebben gespeeld bij de planologische vergelijking, en zo ja, de risicoanalyse te laten actualiseren naar de huidige stand van het recht of een second opinion aan te vragen. Indien men een second opinion of nieuwe risicoanalyse laat opstellen is het vervolgens raadzaam te verifiëren of het nieuwe recht ook daadwerkelijk wordt toegepast.

Een risicoanalyse naar de huidige stand van het recht biedt zekerheid
Op deze wijze kan men projecten naar de maatstaven van 2011 onderbouwen en komt men na inwerkingtreding van het uitwerkingsplan en daarop volgende aanvragen om een tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro, niet voor verrassingen te staan.

Meer weten?! Neem dan contact op met Yvonne de Looij.