Planschade

“Trending Topic” in de planschadejurisprudentie: “samentrekking van planologische maatregelen”

25 jun 2019

Vormen meerdere planologische mutaties één geheel of niet? Waar liggen hier de kansen en bedreigingen?

Samentrekking van planologische maatregelen: wanneer is dat mogelijk?

In het afgelopen half jaar is maar liefst in 4 zaken geprocedeerd over de vraag, of verschillende planologische maatregelen als één regime kunnen worden beschouwd. In de uitspraken schetst de Afdeling de voorwaarden waaronder sprake kan zijn van een samentrekking van planologische maatregelen. Er dient samenhang te zijn in zowel plaats als tijd. In de uitspraak “Meijerijstad” van 20-02-2019 wordt dit als volgt verwoord:

“Elkaar opvolgende planologische maatregelen worden geacht nauw met elkaar verbonden te zijn (…) indien de maatregelen op hetzelfde project betrekking hebben en elkaar in tijd snel opvolgen, zodat de voor- en nadelen die uit de maatregelen voortvloeien geacht moeten worden voort te vloeien uit één en dezelfde maatregel”

Wie heeft welk belang bij “samentrekking”?

De vraag wie “baat” heeft bij samentrekking is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Een aanvrager om tegemoetkoming in planschade zal de “nauwe verbondenheid” van verschillende mutaties opwerpen om te ontkomen aan het meerdere malen toepassen van het normaal maatschappelijk risico. Een initiatiefnemer kan ook belang bij samentrekking hebben, namelijk in het geval de nadelen van diens omgevingsvergunning gesaldeerd mogen worden met een voordeel, dat het nadien vastgestelde bestemmingsplan aan de aanvrager heeft gegeven (deze casuïstiek speelde in de uitspraak van 9 januari 2019 inzake Lochem).

Gevolgen voor de praktijk: kansen en valkuilen

Zeker gelet op de trend van “uitnodigingsplanologie” en “organische gebiedsontwikkeling” wordt bij herontwikkeling van gebieden door meerdere initiatiefnemers dit onderwerp voor gemeenten van betekenis bij het bepalen van het beleid rondom het beoordelen van planschaderisico’s (en het verhalen daarvan). Vragen die in dat kader gesteld kunnen worden zijn bijvoorbeeld: wie loopt het grootste planschaderisico? Is dat de initiatiefnemer van het “eerste” project of juist niet? Moet ik bij het bepalen van de planschaderisico’s wel of geen rekening houden met samentrekking? En ook: kan ik voordelen voor toekomstige aanvragers bewerkstelligen die het planschaderisico beperken?

Gevoegd bij het gegeven dat de gemeente onder de vigeur van de Omgevingswet bevoegd wordt om bij de behandeling van aanvragen om schadevergoeding de toepassing van het normaal maatschappelijk risico buiten toepassing te laten (zie artikel 15.7 lid 3 van de wettekst van de Omgevingswet), is duidelijk dat dit onderwerp lange tijd actueel én “spannend” zal zijn.

Wilt u de uitspraken er op naslaan? Het betreft: ABRS 09-01-2019, Lochem, ECLI:NL:RVS:47, ABRS 20-02-2019, Meijerijstand, ECLI:NL:RVS:495, ABRS 13-03-2019, Lochem, ECLI:NL:RVS:764 en ABRS 01-05-2019, Dongen, ECLI:NL:RVS:1436.

Meer weten?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.