Nadeelcompensatie

Wordt het normaal maatschappelijk risico door de Omgevingswet helder?

25 mrt 2022

Vanuit verschillende hoeken wordt aandacht gevraagd voor herbezinning over het nut en de noodzaak van de Omgevingswet. Zo’n herbezinning lijkt niet onverstandig, met name ook over het normaal maatschappelijk risico.

Het normaal maatschappelijk risico (NMR)

In de rechtspraktijk is aanvaard dat het NMR kan worden uitgedrukt in de vorm van een drempel van het getroffen vermogens- of inkomensbestanddeel. In de rechtszaal is de afgelopen decennia veelvuldig geprocedeerd over de hoogte van de drempel, waarbij intussen voldoende piketpaaltjes geslagen zijn om te bevorderen dat er een enigszins voorspelbare, maar in elk geval juridisch houdbare beslissing genomen kan worden.

De Omgevingswet en het normaal maatschappelijk risico: duidelijkheid vooraf?

Voor de schadeoorzaken die in de toekomst onder het regime van de Omgevingswet zullen vallen, wordt het vaststellen van het normaal maatschappelijk risico in hoofdzaak een rekenkundige exercitie. Immers, de aftrek vanwege het NMR is door de wetgever in een aantal gevallen gefixeerd op een drempel van 4%. In de parlementaire geschiedenis wordt het hanteren van een vast forfait als volgt gerechtvaardigd:

“Een forfait houdt in dat in alle gevallen een aftrek op de schadevergoeding wordt toegepast. Het forfait draagt bij aan de voorspelbaarheid over de uitkomsten van een nadeelcompensatieprocedure, aan de rechtszekerheid en aan een gelijke toepassing van het normale maatschappelijke risico. Daarmee is vooraf duidelijk welk deel van de schade in ieder geval niet voor vergoeding in aanmerking komt.”

De realiteit is anders…

Het vaste forfait van 4% zal alleen gelden voor gevallen waarbij sprake is van waardevermindering van een onroerende zaak waarbij de schade-oorzaak is gelegen buiten de locatie waarin de “geschade” onroerende zaak is gelegen. Het forfait is daarmee niet van toepassing op inkomensschade en niet van toepassing op wat momenteel “directe planschade” heet (schade door aantasting van eigen aanwendingsmogelijkheden).

Voor het bepalen van het NMR dient in laatstgenoemde gevallen een beoordeling op grond van artikel 4:126 Awb te worden gemaakt. Dat geldt óók voor schadeoorzaken waarop niet de Omgevingswet van toepassing is, zoals bijvoorbeeld de “klassieke” nadeelcompensatie wegens de gevolgen van verkeersbesluiten et cetera. Er blijven bij de bepaling van het NMR dus grote verschillen mogelijk, zelfs als het gaat om vergelijkbare ingrepen omdat bestuursorganen in hoge mate zelf hun beleid ten aanzien van het NMR kunnen (blijven) bepalen.

Herbezinning op het NMR?

Nu de invoering van de Omgevingswet wederom is uitgesteld, is dit misschien ook het moment om stil te staan bij de (ongewenste) consequenties van een vaste drempel met betrekking tot het normaal maatschappelijk risico. In de juridische discussie rondom planschade en het normaal maatschappelijk risico is het fenomeen “planschade” vaak als “schuldige” aangewezen voor het feit dat de ontwikkeling van projecten niet van de grond kwam vanwege de vrees voor (torenhoge) schadeclaims. Ook hier is echter de realiteit anders en is uit het oog verloren dat planschade c.q. het vergoeden daarvan ook een uitstekend smeermiddel kan zijn om projecten vlot te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van overleg met omwonenden.

Vaste NMR drempel, bijl aan de wortel van wederkerige participatie?

Juist het – in de Omgevingswet verplicht gestelde – proces van participatie c.q. omgevingsdialoog lijkt niet gebaat bij een gefixeerde drempel voor het NMR, omdat bij voorbaat geen sprake is van een “level playing field”. Immers, een omwonende staat in deze omgevingsdialoog vanaf het begin reeds met 1-0 achter. Welke afspraken ook worden gemaakt, hij wordt per definitie getroffen ter waarde van 4% van zijn vermogensbelang (bijvoorbeeld waarde woning). Een dergelijke wettelijke achterstand ontneemt een belanghebbende snel de zin om met een initiatiefnemer, die winst op zijn investering wenst te maken, een wederkerig participatieproces aan te gaan.

Waartoe kan bezinning leiden?

Wettelijk gezien zullen bestuursorganen onder het nadeelcompensatieregime van de Omgevingswet geen mogelijkheid hebben om het NMR op een lager percentage te stellen dan het forfait van 4%. Initiatiefnemers zijn echter niet gebonden aan het wettelijk forfait en zouden het fenomeen “nadeelcompensatie” als strategisch instrument in de omgevingsdialoog als “smeermiddel” kunnen inzetten om projecten sneller tot een goed einde te brengen, zeker als de kosten van vertraging hoger zijn dan de kosten voor nadeelcompensatie…

Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.