Inkomensschade

Het bepalen van de referentieperiode en de referentieomzet

29 mrt 2017

In drie recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie ABRS d.d. 1 februari 2017, Rotterdam, ABRS 12 oktober 2016,  ECLI:NL:RVS:2016:2677, Pompeneiland en ABRS 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1650, Cassandraplein) is uitvoerig aandacht geschonken aan de wijze waarop bij de schadeberekening de referentieperiode en de referentieomzet worden bepaald. In deze bijdrage wordt nader ingegaan op de systematiek, de criteria en de omstandigheden die van belang zijn bij het bepalen van de juiste referentieperiode en referentieomzet.

Schadeberekening binnen het stelsel van nadeelcompensatie

Binnen het stelsel van nadeelcompensatie dient het aanwezig zijn en de omvang van de schade, alsmede de toerekenbaarheid van de schade aan de gestelde schadeoorzaak te worden onderzocht aan de hand van een feitelijke vergelijking tussen de situatie met de gestelde schadeoorzaak en de feitelijke situatie die daaraan voorafging (zie ABRS d.d. 9 april 2014, hoogheemraadschap Rijnland, ECLI:NL:RVS:2014:1198).

Bij het berekenen van inkomensschade dient de werkelijk behaalde omzet te worden vergeleken met een berekende normomzet, die verzoeker – de schadeoorzaak weggedacht – redelijkerwijs behaald had kunnen hebben. Bij het bepalen van de normomzet dient rekening te worden gehouden met een representatieve referentieperiode, alsmede met de invloed van andere (autonome) ontwikkelingen, zoals ontwikkelingen in de branche.

Referentieperiode en referentieomzet
Ten behoeve van de schadeberekening dienen derhalve drie omzetsoorten worden te bepaald, namelijk de werkelijke omzet (in de schadeberekeningsperiode behaald), de referentieomzet en de normomzet (de omzet die de benadeelde had kunnen realiseren als de schadeoorzaak zich niet had voorgedaan).

De werkelijke omzet is relatief eenvoudig te ontlenen aan de omzetgegevens die door de benadeelde aan de deskundige worden verstrekt. Daarover bestaat in de regel dan ook geen verschil van mening.

De referentieomzet is ook een werkelijk gerealiseerde omzet, maar dan in een representatieve periode die vooraf is gegaan aan de periode waarin de schadeoorzaak zich heeft gemanifesteerd. Dit betekent dat, voordat de omvang van de referentieomzet kan worden bepaald, eerst deze representatieve periode moet worden vastgesteld, de zogenaamde referentieperiode.

De normomzet ten slotte is de berekende afgeleide van de referentieomzet en de autonome ontwikkelingen die redelijkerwijs van invloed zouden zijn geweest op de referentieomzet indien de schadeoorzaak zich niet had voorgedaan.

Bepalen van referentieperiode en referentieomzet

Op basis van vaste rechtspraak is het gebruikelijk om bij het onderzoek naar de referentieperiode een periode van drie (boek)jaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de schade is ontstaan te betrekken. Bij een stabiel verloop van de omzetten in deze drie boekjaren, is het vervolgens gebruikelijk dat het gemiddelde van deze omzetten als referentieomzet wordt gehanteerd.

Het is echter meer regel dan uitzondering dat dit uitgangspunt wordt verlaten.

Immers, het komt vaker voor dat er sprake is van een bestendige omzetstijging of een bestendige omzetdaling over deze drie boekjaren dan dat de omzetten een stabiel verloop hebben. Het hanteren van een gemiddelde referentieomzet over drie boekjaren kan in dergelijke gevallen leiden tot onjuiste en onredelijke referentieomzetten. Een onjuist gekozen referentieomzet kan vervolgens leiden tot een onjuist vastgestelde normomzet en een onjuiste uitkomst van de schadeberekening. Het is derhalve van groot belang om de referentieperiode en de referentieomzet op een zorgvuldige en juiste wijze vast te stellen (zie onder meer ABRS d.d. 1 februari 2017 ECLI:NL:RVS:2017:236 Rotterdam).

Afwijken van gemiddelde bij omzetstijgingen of omzetdalingen

Het belang van een goed gekozen referentieperiode en referentieomzet kan het meest eenvoudig worden toegelicht met een kort rekenkundig voorbeeld.

Wij nemen als voorbeeld drie verschillende omzetontwikkelingen in een periode van drie boekjaren voorafgaand aan het schadejaar 2016.

BoekjaarStabiele omzetDalende omzetStijgende omzet
2013105105105
2014100100110
201510595115
Gemiddelde103100110

Als in de bovenstaande voorbeelden onverkort de gemiddelde omzet als referentie zou worden gehanteerd, zou de ondernemer met een stijgende omzet een lagere referentieomzet krijgen dan de laatst werkelijk gerealiseerde omzet. De ondernemer met de bestendig dalende omzet zou vervolgens een hogere referentieomzet hebben dan zijn of haar laatst gerealiseerde omzet.

De (niet wenselijke) gevolgen daarvan kunnen als volgt worden weergegeven.

Stabiele omzetDalende omzetStijgende omzet
Gemiddelde103100110
Werkelijke omzet909090
Omzetdaling131020
Goede referentie10395115
Werkelijke omzet909090
Omzetdaling13525

Op basis van dit voorbeeld blijkt dat bij de ondernemer met een stijgende omzet ten onrechte een deel van zijn omzetstijging niet bij de schadeberekening wordt betrokken als onverkort zou worden uitgegaan van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Bij de ondernemer met een bestendig dalende omzet is het omgekeerde het geval. Een deel van zijn autonome omzetdaling (voorafgaand aan de schadeoorzaak) wordt ten onrechte wel toegerekend aan de schadeoorzaak.

Goed onderzoek is het halve werk

Het is derhalve van groot belang om de financiële gegevens van een verzoeker, met name de historische omzetcijfers, op een goede en zorgvuldige wijze te wegen en beoordelen.

Een goede en juiste vaststelling van de referentieperiode en dus de referentieomzet leidt tot een goede basis om (op basis van de autonome en brancheontwikkelingen) een juiste normomzet te berekenen. Vervolgens kan dan op een correcte wijze de toerekenbare omzetdaling worden berekend.

Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.