Gedoogplicht

De gedoogplicht ex artikel 5.24 Waterwet en het stelsel van nadeelcompensatie

29 jun 2016

Het stelsel van nadeelcompensatie is in grote mate nog steeds een buitenwettelijk schadevergoedingsstelsel. Dit betekent dat de juridische grondslag van dit bestuursrechtelijk schadevergoedingsstelsel nog niet in algemene zin is gecodificeerd in formele -in werking getreden- wetgeving. Uiteraard zijn hier diverse uitzonderingen op, zoals het schadevergoedingsartikel van artikel 7.14 Waterwet. In deze bijdrage wordt nader ingegaan op de verhouding tussen artikel 7.14 Waterwet en de gedoogplicht ex artikel 5.24 Waterwet.

De gedoogplicht van artikel 5.24 Waterwet

Artikel 5.24 Waterwet biedt waterbeheerders de mogelijkheid om, voor zover dat voor de vervulling van hun taken redelijkerwijs nodig is, rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken de verplichting opleggen om de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk en de daarmee verband houdende werkzaamheden te gedogen, wanneer naar zijn oordeel de belangen van die rechthebbenden onteigening niet vorderen.

Dit artikel biedt waterbeheerders een alternatief beheersinstrument ten opzichte van het instrument van onteigening om (naar aard en omvang beperkte) ontwikkelingen tot uitvoering te brengen. Naast ontegenzeggelijke voordelen voor de beheerder ten opzichte van een uitgebreide onteigeningsprocedure, leidt het opleggen van een gedoogplicht ook tot een andere benadering van de beoordeling en eventuele vergoeding van de te lijden schade bij derden.

Schadevergoedingsstelsel ex artikel 7.14 Waterwet

Het besluit tot opleggen van een gedoogverplichting ex artikel 5.24 Waterwet wordt -onder de vigeur van de Waterwet- aangemerkt als een rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke taak en/of bevoegdheid van de beheerder, zoals bedoeld in artikel 7.14 Waterwet. Het schadevergoedingsstelsel van artikel 7.14 Waterwet is gebaseerd op het stelsel van nadeelcompensatie.

Dit betekent dat de beoordeling van de vergoedbaarheid van de eventuele schade als gevolg van het opleggen van een gedoogplicht wordt beheerst door de procedurele en inhoudelijke criteria van het stelsel van nadeelcompensatie die in het stelsel van nadeelcompensatie zijn ontwikkeld.

In vergelijking met de schadeafwikkeling ten titel van het onteigeningsrecht kan als belangrijkste verschil worden vastgesteld dat het onteigeningsrecht in beginsel uitgaat van een volledige vergoeding van de geleden schade, terwijl het stelsel van nadeelcompensatie in beginsel (slechts) voorziet in een tegemoetkoming van het onevenredige deel van de geleden schade.

Verondersteld kan dus worden dat dit verschil, naast de overige praktische en juridische verschillen tussen onteigening en het opleggen van een gedoogplicht ex artikel 7.14 Waterwet, een relevant aspect vormt bij de keuze tussen onteigening en het opleggen van een gedoogplicht.

Toepassing artikel 7.14 Waterwet jo artikel 5.24 Waterwet

Ondanks de diverse voordelen die de gedoogplicht ex artikel 5.24 Waterwet (ook op het gebied van de beoordeling van vergoedbare schade) met zich meebrengt, kan niet te licht worden gedacht over de procedurele en materiële eisen die een beoordeling van een verzoek om nadeelcompensatie met zich meebrengt. Onderwerpen als voorzienbaarheid, omvang van de schade, causaal verband tussen schade en schadeoorzaak en -niet te onderschatten- de invulling van het normaal maatschappelijk risico dienen zorgvuldig worden beoordeeld en gemotiveerd. Met name ten aanzien van het aspect normaal maatschappelijk risico is bekend dat de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State sinds enkele jaren niet meer volstaat met een marginale toetsing, doch ter zake genomen besluiten -zoals de Afdeling het zelf formuleert- indringend toetst.

Een zorgvuldige en deskundige beoordeling is dan vereist. SAOZ wil de betrokken bestuursorganen daar graag mee van dienst zijn.

Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.