Planschade

Raad van State scherpt jurisprudentie rondom “compensatie in natura” aan

12 dec 2018

Op 14 november 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak “Valkenswaard”, ECLI:NL:RVS:2018:3661, de jurisprudentie rondom “compensatie in natura” aangescherpt.

Compensatie in natura al langer geaccepteerd

Het vergoeden van planschade “in natura” door het herstellen van bouw- en/of gebruiksmogelijkheden (directe planschade) of het dempen van planologische effecten (indirecte planschade) wordt al sinds de uitspraak “Raalte” van 27 april 2005 door de Afdeling geaccepteerd. Uit de jurisprudentie die zich daarna verder heeft ontwikkeld blijkt, dat gemeenten op dit punt een sterke positie hebben: zij bepalen in beginsel hoe de schade gecompenseerd wordt (in natura of in geld), hetgeen betekent dat compensatie in natura ook mogelijk is indien de aanvrager nadrukkelijk opteert voor een vergoeding in geld.

Wel of niet taxeren?

Oorspronkelijk hanteerde de Afdeling de lijn dat in het “compensatiebesluit” tevens de hoogte van de schade in geld moest worden vastgesteld, dit voor het geval de compensatie in natura “niet zou lukken”. De uitspraak “Waalwijk”, ECLI:NL:RVS:2014:2645, wees nadrukkelijk in die richting. Later, in de “overzichtsuitspraak” nam de Afdeling de inmiddels ontstane lijn op. De vraag die in de praktijk vervolgens rees was: hoe lang mag de gemeente over de compensatie in natura doen? Voor veel gemeenten was het verleidelijk om de compensatie in natura “mee te laten liften” in de eerstvolgende periodieke herziening van het bestemmingsplan, maar daar steekt de Afdeling nu een stokje voor…

Niet de taxatie, maar het tijdspad blijkt nu cruciaal

Uit de recente uitspraak “Valkenswaard”, ECLI:NL:RVS:2018:3661, blijkt dat de Afdeling de teugels strak aantrekt, wat betreft de termijn, waarbinnen compensatie in natura zijn beslag dient te krijgen. Kernoverweging van de uitspraak is:

“In het besluit van 20 december 2016 is bepaald dat indien het nieuwe bestemmingsplan met betrekking tot het perceel na inwerkingtreding alsnog wordt vernietigd, het college voor de als gevolg daarvan resterende planschade een tegemoetkoming in geld uitkeert, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag tot de dag van algehele vergoeding.

Naar het oordeel van de Afdeling betekent dit dat het college de tegemoetkoming in de vorm van compensatie in natura onder meer afhankelijk heeft gesteld van de toekomstige, onzekere gebeurtenis dat het nieuwe bestemmingsplan, na vaststelling, ook onherroepelijk wordt. Het college heeft de onzekerheid over de duur en uitkomst van die procedure ten onrechte niet ondervangen door in het besluit op te nemen dat uitbetaling van het in het besluit vermelde bedrag na een in het besluit vastgestelde datum zal plaatsvinden, indien het nieuwe bestemmingsplan, waarbij compensatie in natura wordt geboden, op deze datum niet onherroepelijk is.”

Ergo: bij compensatie in natura dient de gemeente in het besluit een “uiterste datum” op te nemen dat het “reparatieplan” onherroepelijk wordt. Rest nu nog de vraag hoe lang die termijn kan worden “opgerekt”…

Meer weten over de mogelijkheden, onmogelijkheden, kansen en valkuilen op het gebied van “compensatie in natura”?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.