De invoering van de Omgevingswet was dé blikvanger van dit jaar. Welke verschillen kunnen we verwachten tussen indirecte planschade en indirecte nadeelcompensatie? En welke gevolgen heeft dat?
Wro versus Ow
Tijdens onze Holland Tour-bijeenkomsten van november jl. is een interessante reeks Afdelingsuitspraken besproken, waarbij ook de vraag is beantwoord wat de uitkomst zou zijn geweest als de planschade-uitspraken als nadeelcompensatiezaken onder de Omgevingswet zouden zijn beoordeeld. In een aantal gevallen – zoals bij directe planschade/nadeelcompensatie (nadeel door een wijziging van de bestemming van een eigen object) – zijn namelijk geen of geen grote verschillen te verwachten. De belangrijkste verschillen zullen zich bij indirecte planschade/nadeelcompensatie (nadeel door een wijziging van de bestemming van een perceel van een derde) gaan voordoen.
Busbaan Rotterdam
Illustratief is de uitspraak ABRvS 28 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3501, over een busbaan in Rotterdam. Door het nieuwe bestemmingsplan kon het busstation Zuidplein aan de zuidzijde via de Sallandweg worden ontsloten op de Zuiderparkweg. De Sallandweg loopt onder appartementen door aan het Zuiderterras. Het voormalige appartement van appellante bevond zich boven de onderdoorgang op de Sallandweg. Tijdens het voorgaande regime van de Bouwverordening Rotterdam 2010 golden er nauwelijks beperkingen voor wat betreft gebruik en bebouwing, zodat in planologisch opzicht geen sprake was van een nadelige wijziging. De vergelijking met dit regime vond de Afdeling weliswaar niet correct (aangezien de gemeente na het verlies van rechtsgeldigheid van het eerdere uitbreidingsplan niet heeft voldaan aan haar verplichting om vóór 1 juli 2013 een nieuw bestemmingsplan of beheersverordening vast te stellen), maar met welk plan er ook dient te worden vergeleken, de kans blijft bestaan dat er planologisch al veel meer mogelijk was dan de vroegere feitelijke situatie.
Gewijzigde vergelijkingsmaatstaf
Bij een beoordeling op basis van de nieuwe Omgevingswet zou een vergelijking moeten worden gemaakt tussen de oude feitelijke situatie en de omgevingsvergunning die de busbaan mogelijk heeft gemaakt. Aangezien voorheen geen sprake was van een busroute onder het betreffende appartement, is bij een feitelijke vergelijking al snel sprake van een intensivering van het zware verkeer en daardoor van een indirect nadeel voor de waarde van het appartement. Hiertegenover staat wel dat in plaats van een minimum aftrek voor het normaal maatschappelijk risico van 2% op basis van artikel 6.2, tweede lid, Wro (dat pas bij het voldoen aan bepaalde voorwaarden kan worden verhoogd naar 3%, 4% of 5%, zie artikel 6.2, eerste lid, Wro), onder de Omgevingswet sprake is van een vast forfait van 4% (artikel 15.7 Ow jo artikel 4:126, eerste lid, Awb). De uitkomst hoeft daarom niet altijd heel anders te zijn, maar de wijze van beoordelen is wel wezenlijk verschillend.
SAOZ geeft meer inzicht
Indien u meer wilt weten over de verschillen tussen indirecte planschade en indirecte nadeelcompensatie in relatie tot een concreet project? Mail of bel ons gerust. Wij brengen graag advies uit “op maat”. Ook kunnen wij een eerdere “planschadebeoordeling” actualiseren naar een “nadeelcompensatiebeoordeling”. Dan klopt uw onderbouwing weer als een bus.
Meer weten?! Neem dan contact op met Yvonne de Looij.