Nadeelcompensatie

Beëindiging subsidie en nadeelcompensatie

11 dec 2019

Bij uitspraak van 30 oktober 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het stelsel van nadeelcompensatie ook van toepassing geacht op het beëindigen van een (langdurige) subsidierelatie.

Reikwijdte stelsel van nadeelcompensatie

De meeste nadeelcompensatiebeoordelingen die in de praktijk voorkomen, hebben betrekking op infrastructurele werkzaamheden, dijkverbeteringswerkzaamheden of wijzigingen van in het verleden verleende vergunningen. Maar nu en dan blijkt uit de rechtspraak dat het stelsel van nadeelcompensatie een bredere werking heeft dan misschien op het eerste gezicht wordt verwacht. De uitspraak van 30 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3633) is daar een mooi voorbeeld van.

De kwestie van MEE versus het Zorginstituut

Uit de betrokken uitspraak kan worden opgemaakt dat tussen MEE en het Zorginstituut sprake was van een langdurige subsidierelatie. Deze relatie werd vormgegeven door Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Zonder uitputtend op het subsidierecht in te gaan, verplicht het eerste lid van 4:51 Awb het bestuursorgaan om, indien wordt overgegaan tot het beëindigen van een langdurige subsidierelatie, een redelijke termijn in acht te nemen. Het Zorginstituut heeft op een gegeven moment (met inachtneming van een redelijke termijn) de subsidieverlening beëindigd. MEE heeft vervolgens vanwege dit besluit een verzoek om nadeelcompensatie ingediend. Het verzoek om nadeelcompensatie is door het Zorginstituut afgewezen, waarbij het Zorginstituut heeft betoogd dat het systeem van (Titel 4.2) de Awb zich ertegen verzet dat naast een toets op grond van artikel 4:51 ruimte bestaat voor een rechtens te honoreren verzoek om nadeelcompensatie.

Het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

In rechtsoverweging 5.2. legt de Afdeling uit dat het standpunt van het Zorginstituut in formeel-juridische zin niet juist is.

De Afdeling bevestigt (nogmaals) dat het égalitébeginsel een grondslag kan bieden voor toekenning van nadeelcompensatie in niet door de wetgever geregelde gevallen. De Afdeling stelt vervolgens enerzijds vast dat artikel 4:51 Awb niet voorziet in een wettelijke schadevergoedingsregeling en anderzijds dat artikel 4:51 Awb zich in zijn algemeenheid niet verzet tegen het toekennen van een schadevergoeding op basis van het égalitébeginsel. De enkele omstandigheid dat de rechtmatigheid van het gestelde schadeveroorzakende besluit vaststaat, betekent volgens de Afdeling evenmin dat er geen recht zou kunnen bestaan op een vergoeding van de schade ten titel van nadeelcompensatie. Terecht uiteraard, want juist het rechtmatigheidscriterium is juist een vereiste om toegang te krijgen tot het stelsel van nadeelcompensatie.

Met andere woorden, ook binnen het subsidierecht en zeker in het geval van beëindiging van langdurige subsidierelaties, is het stelsel van nadeelcompensatie in algemene zin dus van toepassing. Verzoeken om nadeelcompensatie kunnen derhalve niet zonder meer worden afgewezen.

Overigens baat dit formele oordeel van de Afdeling MEE niet, omdat MEE volgens de Afdeling er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de door haar gestelde schade zo groot is dat deze buiten het normaal maatschappelijk risico valt.

Aandachtspunten voor de praktijk

Wat zijn de aandachtspunten van deze uitspraak voor de praktijk van de dag?

Ten eerste is van belang dat het stelsel van nadeelcompensatie een overkoepelend begrip is voor een ruim scala aan wettelijke en niet wettelijke schadevergoedingsstelsels. Het is derhalve goed om bij ontvangst van een verzoek om nadeelcompensatie eerst te kijken of op het verzoek een wettelijk schadestelsel van toepassing is.

Indien dat niet het geval is, betekent het vervolgens niet dat het verzoek om schadevergoeding meteen kan worden afgewezen. Immers, zoals uit de uitspraak van 30 oktober 2019 kan worden opgemaakt, kan het stelsel van nadeelcompensatie van toepassing zijn op het verzoek om schadevergoeding.

Voordat deze conclusie kan worden getrokken, moet een aantal vragen worden beantwoord; waaronder de vraag of de aangewezen schadeoorzaak in beginsel een rechtmatige uitoefening is van een publieke taak of bevoegdheid. Dit is niet de enige vraag die van belang is, maar wel een van de belangrijkste.

Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.