Beleidsadvisering

Overgangsrecht onder de Omgevingswet: kansen en risico’s

11 dec 2024

Anders dan onder de Wet ruimtelijke ordening het geval was, bestaat onder de Omgevingswet geen verplicht voorgeschreven overgangsrecht voor omgevingsplannen. Dat biedt kansen, maar brengt ook risico’s met zich mee. Hoe ga je daar mee om?

Hoe zat het ook alweer onder de Wro?

Onder de Wro was het verplicht om in bestemmingsplannen het “standaard overgangsrecht” op te nemen, zoals opgenomen in respectievelijk artikel 3.2.1 Bro (bouwen) en 3.2.2 Bro (gebruik). Uit een oogpunt van planschaderisico was het riskant om bestaande situaties onder het overgangsrecht te brengen, omdat bij de bepaling van vermogensschade (waardevermindering) géén rekening houden mocht worden met overgangsrecht: zie bijvoorbeeld de uitspraak ABRvS 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:793 (Zuidplas). De conclusie was daardoor dat het onder overgangsrecht brengen van bestaande bebouwing en/of gebruik mogelijke “directe planschade” opleverde, zonder dat het met het bestemmingsplan nagestreefde “doel” (zijnde: het beëindigen van een legale maar niet langer gewenste situatie) werd bereikt. Een “lose – lose” situatie voor gemeenten dus. Veel gemeenten besloten daarom – terecht – om zeer terughoudend te zijn met het onder overgangsrecht brengen van bestaande situaties.

Onder de Omgevingswet géén verplicht voorgeschreven overgangsrecht

Anders dan de Wro kent het stelsel van de Omgevingswet niet langer de verplichting om overgangsrecht op te nemen in omgevingsplannen, maar de bevoegdheid daartoe bestaat nog wel. Gemeenten kunnen nu kiezen uit 5 verschillende opties, die wij in oplopende volgorde van effectiviteit en “schadegevoeligheid” als volgt beschrijven:

  1. Geen overgangsrechtelijke situaties creëren (alle bestaande legale situaties positief bestemmen; alleen nieuwe afwijkingen tegengaan);
  2. Uitsterfconstructies gebruiken (positief bestemmen maar verbod om gebruik te hervatten als dit gedurende een bepaalde periode is gestaakt);
  3. Het “klassieke” overgangsrecht van het Bro gebruiken;
  4. Een tijdelijk overgangsrecht opnemen (overgangsrecht dat na een bepaalde periode vervalt);
  5. Helemaal geen overgangsrecht opnemen (alle bestaande situaties zijn in één klap strijdig met het omgevingsplan en moeten terstond worden beëindigd).

Kansen en risico’s

De keuze voor een bepaalde vorm van overgangsrecht wordt mede bepaald door de gewenste effectiviteit van de maatregel (hoe graag wil de gemeente van bestaande legale situaties af?) versus het risico op het ontstaan van “directe schade” (welke financiële risico’s is de gemeente bereid te lopen?). Van de vijf beschreven alternatieven lijkt continuering van het oude overgangsrecht van het Bro nog het minst voor de hand te liggen, omdat dit instrument een zeer lage effectiviteit koppelt aan een hoog schaderisico. Maar voor welk alternatief kan de gemeente dan het beste kiezen? Dat is afhankelijk van de afweging van de kansen en risico’s, die per maatregel kunnen verschillen. Daarbij komen vragen op zoals: om hoeveel bestaande situaties gaat het eigenlijk? Hoe graag willen we daar van af? Zijn er wellicht andere instrumenten die ingezet kunnen worden om risico op directe schade te beperken?

SAOZ inventariseert… en adviseert!

SAOZ helpt gemeenten al lange tijd met het inzichtelijk maken van financiële risico’s bij het wijzigen van bestemmingen in “risicoanalyses directe schade”. Maar bij louter het aanreiken van de financiële bouwstenen voor de besluitvorming hoeft het zeker niet te blijven. Wij kunnen gemeenten ook gericht adviseren welke beleidskeuze in het specifieke geval de beste keuze is, ofwel de beste “mix” tussen effectiviteit en schaderisico.

Meer weten over deze materie?! Neem dan contact op met Kees van der Lee.