Claim afhandeling

Landelijke ketens en nadeelcompensatie

14 sep 2011

Landelijke en internationale winkelketens claimen (ook) nadeelcompensatie

Zoals wij in onze eerste nieuwsbrief reeds hebben aangegeven worden de lagere overheden in Nederland steeds vaker geconfronteerd met vragen over nadeelcompensatie en stijgt het aantal ingediende verzoeken om nadeelcompensatie gestaag.


Tot een aantal jaar geleden konden de indieners van verzoeken om nadeelcompensatie meestal worden geschaard in de categorie van de plaatselijke ondernemers; zoals de slager of bakker op de hoek, de lokale horecaondernemer of een zelfstandige benzinepomphouder.

De laatste tijd zien wij evenwel een toenemende trend dat ook landelijke en/of internationale (winkel)ketens, zoals onder meer Blokker, Zeeman en AC, verzoeken om nadeelcompensatie indienen als één van hun winkelfilialen wordt getroffen door werkzaamheden.

Welke gevolgen heeft deze trend voor het in behandeling nemen en beoordelen van dergelijke verzoeken om nadeelcompensatie?

In principe dient ieder verzoek om schadevergoeding, of deze nu wordt ingediend door een lokale ondernemer of afkomstig is van het hoofdkantoor van een landelijke winkelketen, op dezelfde wijze te worden beoordeeld. De schaalgrootte van de verzoeker doet aan de procedurele voorschriften die gelden voor het in behandeling nemen van een verzoek om schadevergoeding, niets af.

Evenmin doet de schaalgrootte iets af aan de inhoudelijke vragen die beantwoord dienen te worden met betrekking tot schade, causaal verband en vergoedbaarheid. Toch levert het beoordelen van schadevergoedingsverzoeken van dergelijke ketenbedrijven in de praktijk enkele uitdagingen op die het gevolg zijn van de schaalgrootte van de verzoeker.

Hierbij kan worden gedacht aan de omstandigheid dat ketenbedrijven niet zelden overzichten inbrengen waarin de omzetontwikkeling van het getroffen filiaal wordt afgezet tegen de ontwikkeling van andere, niet getroffen, filialen. Of dat sommige ketenbedrijven niet altijd in staat zijn, of gewillig zijn, om ten aanzien van het getroffen filiaal de benodigde financiële gegevens te overleggen.

Ten slotte is het bij een dergelijk bedrijf ingewikkelder om de vraag te beantwoorden of de schade (van het filiaal) het normaal maatschappelijk risico van verzoeker heeft overstegen.Dit zijn factoren die de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding van een ketenbedrijf gecompliceerder maken dan de beoordeling van overige schadevergoedingsverzoeken.

Wat betekent dit voor de dagelijkse bestuurspraktijk

Het is belangrijk om de hierboven aangegeven verschillen tussen de schaalgrootte en diversiteit van mogelijke indieners van een verzoek om schadevergoeding, welke vaak ook nog samenhangen met de juridische verschijningsvorm van de verzoeker, dus een eenmanszaak, vennootschap onder firma, besloten vennootschap of zelfs een naamloze vennootschap, tijdig te signaleren en ook te duiden.

Deze verschillen hebben namelijk hun invloed op de inhoudelijke beoordeling van het schadevergoedingsverzoek, en op het voorbereidings- en besluitvormingsproces. Zo kan een juiste inschatting van het ingediende verzoek en het type verzoeker van groot belang zijn bij de vraag of een adviseur wordt ingeschakeld, wat de reikwijdte van het onderzoek dient te zijn en hoe het advies van een eventuele adviseur dient te worden beoordeeld.

Immers, zo kan uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder meer worden opgemaakt dat, bijvoorbeeld met betrekking tot het normaal maatschappelijk risico van een ketenbedrijf, andere criteria van toepassing zijn.

Minimaal proces risico

Het tijdig signaleren van de relevante aspecten, uitgangspunten en omstandigheden van een ingediend verzoek om schadevergoeding ten titel van nadeelcompensatie, en het op de juiste wijze verwerken van deze omstandigheden, leidt ertoe dat het voorgeschreven voorbereidingsproces op een efficiënte en zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, zodat in overwegende mate kan worden gewaarborgd dat een eventueel procesrisico ten aanzien van de op basis daarvan genomen besluiten tot een minimum kan worden beperkt.

Meer weten?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.