Inkomensschade

Knippen, terugkijken en voortzetten

11 dec 2024

De donkere decembermaand is de maand van terugkijken, reflecteren en lessen trekken naar de toekomst. De uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 13 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4608) inzake Geertruidenberg is daarvoor een mooie aanleiding.

De “knip” in de weg

In deze uitspraak heeft de Afdeling, na een proces van terugkijken, een nieuwe rechtsregel ontwikkeld over het voortgezet gebruik bij permanente inkomensschade binnen het stelsel van nadeelcompensatie. In deze kwestie speelde -kort gezegd- de situatie waarin een snackbarhouder stelde dat hij, vanwege een verkeerskundige “knip” in de weg voor zijn snackbar, permanente inkomensschade had geleden. Deze knip was juridisch neergelegd in een verkeersbesluit dat op 24 december 2014 in werking was getreden. De uiteindelijke knip werd feitelijk pas op 15 december 2017 gezet.

Over de aanwezigheid van schade waren de verschillende in dit dossier betrokken deskundigen het in grote lijnen wel eens. De uiteindelijke principiële vraag die door de Afdeling in deze uitspraak moest worden beantwoord, zag toe op de betekenis van rechtspraak uit het verleden en in aanpalende rechtsgebieden over de wijze waarop de jaarlijkse inkomensschade moet worden vertaald in permanente schade.

De voortzetting van de onteigeningssystematiek

De Afdeling bevestigt eerst dat uit haar eigen vaste rechtspraak volgt dat in gevallen als deze de inkomensschade overeenkomstig de systematiek van het onteigeningsrecht moet worden gekapitaliseerd. Vervolgens bevestigt de Afdeling dat deze kapitalisatie geschiedt door de jaarlijkse schade te vermenigvuldigen met een kapitalisatiefactor. So far so good.

Maar daarna doet de Afdeling iets nieuws.

De knip in de peildatum en het voortgezet gebruik

De snackbarhouder betoogde dat de rechtbank in dit geval ten onrechte de kapitalisatiefactor heeft gecorrigeerd met een periode van voortgezet gebruik, namelijk de periode tussen 24 december 2014 (verkeersbesluit) en 15 december 2017 (de feitelijke knip). Dat zou voorheen niets hebben opgeleverd, maar nu vindt de benadeelde bij de Afdeling een gewillig oor.

Kort gezegd waagt de Afdeling zich niet aan de discussie over de betekenis van het voortgezet gebruik tussen verkeersbesluit en de knip. Overeenkomstig de kenmerkende stijl van de Afdeling was er namelijk helemaal geen sprake van voortgezet gebruik. De Afdeling overweegt namelijk dat in dit soort gevallen niet het in werking treden van het verkeersbesluit (in 2014) aangemerkt moet worden als de schadepeildatum, maar de datum van de feitelijke verwezenlijking daarvan.

Via deze benadering “knipt” de Afdeling als het ware de periode tussen verkeersbesluit en de feitelijke verandering chirurgisch uit de juridische beoordeling. Dit betekent dat in dit dossier niet 24 december 2014 als schadepeildatum wordt aangemerkt maar 15 december 2017. De redenen daarvoor zet de Afdeling uiteen in rechtsoverweging 39 en die zijn op zichzelf te beschouwen goed te volgen.

Het voortgezet gebruik voor de rechtspraktijk

De gevolgen van deze uitspraak voor de nadeelcompensatiepraktijk moeten niet worden onderschat. De effecten van het corrigeren van de kapitalisatiefactor met een periode van voortgezet gebruik waren in de praktijk aanmerkelijk en zeker niet in het voordeel van de benadeelde ondernemers. Het komt namelijk met enige regelmaat voor dat tussen een verkeersbesluit en de feitelijke realisatie daarvan langere tijd verstrijkt.

Hoewel het naar mijn idee in het kader van de rechtszekerheid altijd al goed was om een dergelijke periode zo kort mogelijk te houden, is er nu ook nog een financieel incentive om deze tussenliggende periode zo kort mogelijk te houden.

De Afdeling zou tenslotte de Afdeling niet zijn als zij niet iets “te raden over zou laten”. Het “afscheid van de correctie in het voortgezet gebruik na de peildatum” geldt volgens de Afdeling namelijk niet voor “wettelijke schadevergoedingsregelingen”. Je zou verwachten dat nadeelcompensatie op basis van hoofdstuk Omgevingswet daaronder zou vallen, maar daarover moet jurisprudentie worden afgewacht…

Meer weten over deze materie?! Neem dan contact op met Peter van Bragt.